Wat zijn polymeren

Polymeren zijn ketens van monomeren.

Monomeren zijn gelijke moleculen en vormen ,door ze aan elkaar te binden, een polymeer met andere eigenschappen dan de originele monomeren.

Rubber is een natuurlijke polymeer. Bakeliet is een van de beschouwd als de allereerste volledig synthetische kunststof (=polymeer).

POLYMEREN: DE MOLECULEN GEKETEND

Een paperclip is bedoeld om een stel papieren bij elkaar te houden, maar je kunt er ook andere dingen mee doen. Zo kun je bijvoorbeeld de ene paperclip in de andere haken. Als je daar dan vervolgens weer een andere paperclip inhaakt, en dan nog eentje en nog eentje, krijg je uiteindelijk een paperclipketting.

Wat heeft dat nou met scheikunde te maken, vraag je je af? Nou, sommige chemici doen eigenlijk precies hetzelfde. Ze nemen een bepaald molecuul, plakken daar een zelfde molecuul aan vast, en nog eentje en nog eentje… en zo creëren ze iets nieuws. Zo’n verbinding die uit een hele reeks van dezelfde moleculen bestaat, wordt een polymeer genoemd. De eenheid die steeds maar weer herhaald wordt, heet een monomeer.

NATUURLIJK EN SYNTHETISCH

Polymeren komen van oudsher al overal in de natuur voor. Het zetmeel in aardappelen, de cellulose in hout, de eiwitten in dieren en planten – het zijn allemaal polymeren, net zoals natuurlijk rubber.

Chemici hebben het trucje afgekeken van Moeder Natuur en zijn ook polymeren gaan maken. Het resultaat zie je vandaag de dag overal om je heen in de vorm van allerlei kunststoffen.

Plastic

Van de plastic colafles en de anti-aanbaklaag in de koekenpan tot je nylon shirt: het zijn allemaal onnatuurlijke, oftewel “synthetische” polymeren.

THERMOPLASTEN, THERMOHARDERS EN ELASTOMEREN

In plaats van polymeren onder te verdelen in natuurlijk en synthetisch, kun je ze ook classificeren aan de hand van hun eigenschappen. Thermoplastische elastomeren, ook wel “thermoplasten” genoemd, worden zacht als je ze verwarmt. Je hebt waarschijnlijk wel eens iets van plastic zien vervormen als het te lang in de zon had gelegen. Dat was dan een thermoplast. Het feit dat ze door warmte vervormbaar zijn, maakt dat je thermoplastische polymeren gemakkelijk kunt recyclen.

Thermoplasten zijn polymeren die meestal uit onvertakte of licht vertakte monomeerketens bestaan. Hun tegenpolen zijn de “thermoharders”, die bij hitte dus niet vervormen. Dergelijke polymeren hebben een netstructuur, met heel veel kruisverbindingen tussen de afzonderlijke monomeerketens. De zogenoemde “elastomeren” hebben hier en daar een kruisverbinding en vallen op door hun rekbaarheid en veerkracht. Het bekendste voorbeeld hiervan is rubber.

ADDITIE OF CONDENSATIE

Nog weer een andere manier om polymeren onder te verdelen, is door te kijken naar de chemische reactie waarin ze gevormd worden. Wat dat betreft zijn er eigenlijk twee mogelijkheden.

Je hebt de zogenoemde “additiepolymerisatie“. Gewoonlijk wordt daarbij een dubbele (koolstof)binding verbroken, waardoor een zeer reactief atoom ontstaat dat “radicaal” wordt genoemd. Doordat dergelijke radicalen met elkaar reageren, komen de afzonderlijke monomeren vervolgens aan elkaar vast te zitten. Piepschuim en PVC zijn bekende voorbeelden van additiepolymeren.

Bij additiepolymerisatie komen alle atomen van de monomeer uiteindelijk ook in de polymeer terecht. Bij zogenoemde “condensatiepolymerisatie” worden polymeren gevormd in een proces waarbij een klein molecuul – vaak een watermolecuul – wordt afgesplitst. Polyester is een voorbeeld van een condensatiepolymeer. Je vindt het bijvoorbeeld in plastic frisdrankflessen of kledingstukken.

bron: https://voorbeginners.info/scheikunde/polymeren.htm#:~:text=Ze%20nemen%20een%20bepaald%20molecuul,herhaald%20wordt%2C%20heet%20een%20monomeer.